Gepubliceerd op

Terug in de tijd: Wat is er namaak aan de Blonde Layla? (1968)

Laatst kreeg ik een e-mail van iemand die een krantenartikel van Frans Koopal haarwerken terug vond in het nieuwsblad van het Noorden. De titel van dit artikel was ‘Wat is er namaak aan blonde Layla?’. Lees hieronder het hele artikel terug.

Layla doet open. Haar vader doet in pruiken. Onwillekeurig denk je dan: wat is er namaak aan Layla? En wat echt? Nou, d’r is veel echt. Maar vanaf de kruin is het even uitkijken. Daar begint een compositie echt menselijk haar, dat echter niet aan Layla groeide. Als eenvoudige voorbijganger merk je d’r niks van. En dat is nou net de truc van Layla’s pa, pruikenmaker Frans Koopal. Hij maakt pruiken voor elk model hoofd. Alleen van echt haar van echte mensen. En die moeten dan ook nog binnen West-Europa geboren zijn. D’r zijn namelijk ook pruiken in de handel van stug Chinees haar. Dat knippen haarjagers van de Chinezen af die ze ergens in de bergen vangen. Frans Koopal vindt dat maar niks.

Hij heeft vorige week een haarhandel geopend aan de Noorderhaven in deze stad. En daar is al menig heer met zijn kaalheid komen aandragen. D’r is wat drempelvrees, merkt Frans Koopal. Want het is niet overdreven grappig als je op je dertigste al met een hoofd loopt als een gepoetst ei. Maar vanaf 140 gulden plakt stadjer Koopal er nieuw haar op.

Giller

Nu dreigt het een giller te worden als kale Dorus op een dinsdagmorgen met een royale krullebol de straat in komt fietsen. En daarom wordt zo’n lapje haar bij heren vaak in etappes aangebracht. Het begint met een stukje op de kruin. En dat breidt zich als een soort aanschuifmeublement per maand uit. Net zolang tot het hele hoofd weer vol zit. Je kunt er mee zwemmen, garandeert de heer Koopal. Maar dan wel zo één keer in de week de lijm verversen. Een soort smeerbeurt.
Frans Koopal, die al twintig jaar Sinterklazen opverft, terwijl zijn jongste zoon blijft volharden in zijn geloof in de heilige baas, vindt een man met een toupet niet ijdel. ”Je loopt toch ook niet met een tandeloze mond rond.” Nu is het waar dat je met je haar geen brood of stamppot hoeft te kauwen. Maar toch blijft jeugdige kaalheid uit de tijd, houdt de heer Koopal vol. Hij heeft ook veel kale meisjes onder zijn klanten. ”En die kinderen zijn gewoon dolgelukkig als ze weer met een bos echt haar de deur uitstappen.”

Persoonlijk

Hoeveel haren d’r in een pruik gaan, weet Frans Koopal niet uit zijn blote hoofd (met toupet). In ieder geval moet elk haar persoonlijk worden vastgeknoopt op het ‘montuurtje’. En dat maakt de handel zo prijzig. Vooral dames lopen soms met lieve kapitaaltjes op hun hoofd.
D’r is een ding dat pruikenmaker Frans Koopal behoorlijk dwars zit. Er loopt al jaren een stadjer los rond met een warrige pruik als een bos wortelloof. ”En als je het ergens in de stad over een herenpruik hebt denkt iedereen meteen aan die man. Anti-reklame, meneer. Hij kan van mij wel gratis een nieuwe krijgen, als hij dat oude ding maar af zet.”
De naam van de drager van de oude pruik zal Frans Koopal nooit noemen. Da’s taboe. Uit zijn mond zal je nooit horen welke stadjer met een pruik rondstapt. ”Dan is het vertrouwen van de klant weg.” Frans Koopal zegt zijn klanten zelfs niet goeiedag op straat. Niet dat door het veelvuldig knikken zijn eigen toupet los zal springen. Maar de buurman zou es gaan denken: ”De pruikemaker doet altijd zo aardig tegen Henk. Zou Henk soms niet helemaal echt zijn?”